Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9389

Por Emanuel Swedenborg

Estudiar este pasaje

  
/ 10837  
  

9389. En twaalf opgerichte tekenen voor de twaalf stammen Israëls; dat dit betekende het uitbeeldende van het Goddelijk Menselijke van de Heer ten aanzien van het Goddelijk Ware dat uit Hem is in de gehele samenvatting, staat vast uit de betekenis van het opgerichte teken, namelijk het uitbeeldende van het Goddelijk Menselijke van de Heer ten aanzien van het Ware.

Dat dit met het opgerichte teken wordt aangeduid, is omdat met het altaar wordt aangeduid het uitbeeldende van het Goddelijk Menselijke van de Heer ten aanzien van het Goede en het opgerichte teken in de uitbeeldende zin is het heilige van het Ware dat uit de Heer is, nrs. 4580, 4582; en uit de betekenis van twaalf en van de twaalf stammen, namelijk alle waarheden en goedheden in samenvatting, waarover de nrs. 577, 2089, 3858, 3913, 3926, 3939, 4060, 6335, 6337, 6397, 6640, 7973, dus die uit de Heer zijn.

Dat het Goddelijk Menselijke van de Heer met het altaar en met de opgerichte tekenen wordt aangeduid, komt omdat alle uitbeeldingen van de Kerk waarover in het Woord wordt gehandeld, in de hoogste zin de Heer Zelf betreffen, daarom ook wordt in het Woord, in de binnenste en hoogste zin ervan, alleen over de Heer gehandeld en vooral over de verheerlijking van Zijn Menselijke; daarvandaan is al het heilige van het Woord; maar deze zin vertoont zich vooral in de binnenste of derde hemel, waar degenen zijn die in de liefde tot de Heer zijn en vandaar in de wijsheid meer dan de overigen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl