Ik ben

By New Christian Bible Study Staff (machine translated into Nederlands)
  
Moses sees a bush that burns but is not consumed.

In het Oude Testament noemt Jehovah Zichzelf -- eenmaal -- "IK BEN". In het Hebreeuws is het woord אֶהְיֶה , wat de betekenis heeft van "zijn", of "ontstaan". Deze naamgeving komt voor in Exodus, wanneer God aan Mozes verschijnt in een brandend braambos, in de woestijn van de berg Horeb. Het is een van de belangrijkste geestelijke keerpunten in de Bijbel, en de bron van een van de diepste uitspraken over God.

De nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jakob waren nu slaven in Egypte. Zij waren talrijk, maar hun band met hun voorouders en met het land Kanaän was ijl. De Farao van die tijd "kende Jozef niet". Hun geestelijke vooruitgang was tot stilstand gekomen.

Jehovah kiest Mozes, schaapherder in de woestijn, om terug te gaan naar Egypte en zijn volk naar de vrijheid te leiden.

"En Mozes zeide tot God: Zie, ik kom tot de zonen Israëls, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden; en zij zullen tot mij zeggen: Wat is zijn naam? Wat zal ik tot hen zeggen? En God zeide tot Mozes: IK BEN, die IK BEN, en Hij zeide: Alzo zult gij tot de zonen Israels zeggen: IK BEN heb Mij tot u gezonden'." (Exodus 3:13, 14)

"IK BEN". Het gaat tot in de kern van het bestaan. Groter dan ruimte, voorbij tijd, ongeschapen.

Dan, na vele honderden jaren, terwijl sommige mensen in Judea en omstreken nog steeds wachten op de beloofde Messias, zegt Jezus hetzelfde. De mensen gaan rechtop zitten en trekken het zich aan.

Wanneer de discipelen in een kleine boot op een door storm geteisterde zee zitten, komt Jezus naar hen toe, lopend over het water:

"Maar Jezus sprak tot hen en zei: Heb vertrouwen, Ik ben het, wees niet bang." Mattheüs 14:27

In het Evangelie van Johannes staan verschillende van deze uitspraken:

Als Jezus praat met de Samaritaanse vrouw bij de put:

De vrouw zegt tot Hem: "Ik weet dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt; wanneer Hij gekomen is, zal Hij ons alles verkondigen." Jezus zegt tot haar: "Ik ben het, die tot u spreekt." Johannes 4:25, 26

Dan vinden we dit gesprek tussen Jezus en zijn discipelen:

"Toen zeide Ik tot u, dat gij in uw zonden zult sterven; want tenzij gij gelooft, dat Ik ben, zult gij in uw zonden sterven. Daarom zeiden zij tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zeide tot hen: Het Begin, dat ook tot u spreekt. Johannes 8:24, 25

Later, in hetzelfde hoofdstuk, zei Jezus tegen de discipelen,

"Amen, amen, Ik zeg u: Eer Abraham was, ben Ik." Johannes 8:58

In hoofdstuk 13, praat Jezus met de discipelen bij het laatste avondmaal:

"Voortaan zeg ik u, voordat het geschiedt, opdat gij, wanneer het geschied is, gelooft, dat Ik het ben." Johannes 13:19

Tenslotte, wanneer Jezus wordt gearresteerd, is er deze krachtige scène:

"Judas dan, hebbende van de overpriesters en Farizeeën een leger van soldaten en begeleiders ontvangen, komt daarheen met lantaarns, lampen en wapens. Jezus dan, wetende al hetgeen over Hem zou komen, ging uit en zeide tot hen: Wie zoekt gij? Zij antwoordden Hem: Jezus van Nazareth. Jezus zei tot hen: 'Ik ben'.

En ook Judas, die Hem verraden had, stond bij hen. Toen Hij dan tot hen gezegd had: Ik ben, gingen zij achterwaarts weg en vielen op de grond. En toen vroeg Hij hun: Wie zoekt gij? En zij zeiden: Jezus van Nazareth. Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik ben; indien gij Mij dan zoekt, laat dezen weggaan, opdat het woord vervuld worde, dat Hij gezegd heeft: Van degenen, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik er geen verloren. Johannes 18:3-9

Deze "Ik ben" uitspraken van Jezus zijn niet de zeven "Ik ben" uitspraken die vaak opgesomd worden; die zijn ook heel interessant, maar op een ander spoor. De hierboven genoemde zijn plaatsen waar Jezus verklaart dat Hij God is, dat Hij "IK BEN" is.

Dit is enorm belangrijk. Jesaja profeteerde dat het Christuskind God zelf zou zijn, in menselijke gedaante:

"Want ons is een kind geboren, ons is een zoon gegeven; en de heerschappij zal op zijn schouder rusten; en zijn naam zal zijn Wonderbaar, Raadsman, de machtige God, de eeuwige Vader, de Vredevorst." Jesaja 9:6.

Jezus zegt hetzelfde. Inwendig is hij "Ik ben". Terwijl hij geleidelijk zijn meer uiterlijke menselijke elementen aflegt of zuivert, schijnt het innerlijke meer en meer door.