"Wij beschouwen deze waarheden als vanzelfsprekend, dat alle mensen gelijk zijn geschapen, dat zij door hun Schepper zijn begiftigd met bepaalde onvervreemdbare rechten, waaronder Leven, Vrijheid en het nastreven van Geluk. --Dat om deze rechten veilig te stellen, regeringen zijn ingesteld onder de mensen, die hun rechtvaardige macht ontlenen aan de instemming van de geregeerden... "
Deze woorden klinken uit de Onafhankelijkheidsverklaring, goedgekeurd door het Continentaal Congres van de Amerikaanse koloniën in juli 1776.
De Amerikaanse historicus Michael Hogan benadrukt de religieuze basis voor deze revolutionaire gedachte:
"Het Congres baseerde zijn argument voor mensenrechten op religieus geloof. Specifiek, dat deze rechten voortvloeien uit de aard van de relatie tussen God en de mens. Alle mensen hadden rechten die door God in hun menselijkheid waren vastgelegd. Omdat deze onvervreemdbaar waren, konden ze nooit worden weggenomen."
Dit was geen gloednieuw idee van de Amerikaanse stichters.
Er hing verandering in de lucht. De publicatie van William Tyndale's Engelse vertaling van de Bijbel in 1526 was 250 jaar eerder dan de Onafhankelijkheidsverklaring. De drukpers ging er 327 jaar aan vooraf. De mensen in Europa en Amerika hadden hun Bijbels gelezen en nagedacht over wat ze daarin vonden. John Bunyan's "Pilgrim's Progress", gepubliceerd in 1678, overtrof elk ander Engels werk behalve de Bijbel. Er was een nieuwe geestelijke onafhankelijkheid -- een besef dat iedereen het Woord kon lezen en God kon benaderen, zonder Latijn nodig te hebben of afhankelijk te zijn van een hiërarchie - voorspraak van een heilige, of een priester, of een koning - om dat voor hen te doen.
Hogan beschrijft de context als volgt:
"Veel Europese politieke filosofen en theologen hadden gepostuleerd dat aangezien alle mensen (tenminste christenen) gered konden worden, dit betekende dat allen, in abstracto, gelijk waren in de ogen van God. Deze opvatting had veel aanhangers onder Engelse denkers in de achttiende eeuw, met name John Locke."
Maar de stichters gingen verder dan Locke. Hogan zegt dit:
"... wat werkelijk radicaal was aan de visie van de stichters was dat zij de politieke consequenties van de realiteit van "geestelijke gelijkheid" rigoureus uittrokken. Het was voor hen geen abstractie. Zij baseerden hun concept van vrijheid zelf op de Goddelijke oorsprong van het menselijk ras. Daarom maakten zij godsdienstvrijheid tot een van de hoekstenen van het politieke bouwwerk dat zij wilden oprichten."
Er is meer. Deze citaten van Michael H. Hogan komen uit een artikel uit 2007 getiteld "Religion and Liberty: The Founders' Legacy". We hopen u binnenkort meer van dit betoog te brengen, plus een link naar het hele artikel.
