Stap 159

Studie

     

Psalm 24:7-10

7 Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!

8 Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in den strijd.

9 Heft uw hoofden op, gij poorten, ja, heft op, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga!

10 Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela.

Psalm 25

1 Een psalm van David. Aleph. Tot U, o HEERE! hef ik mijn ziel op.

2 Beth. Mijn God! op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden; laat mijn vijanden niet van vreugde opspringen over mij.

3 Gimel. Ja, allen, die U verwachten, zullen niet beschaamd worden; zij zullen beschaamd worden, die trouwelooslijk handelen zonder oorzaak.

4 Daleth. HEERE! maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden.

5 He. Vau. Leid mij in Uw waarheid, en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den ganse dag.

6 Zain. Gedenk, HEERE! Uwer barmhartigheden en Uwer goedertierenheden, want die zijn van eeuwigheid.

7 Cheth. Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE!

8 Teth. De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.

9 Jod. Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren.

10 Caph. Alle paden des HEEREN zijn goedertierenheid en waarheid, dengenen, die Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren.

11 Lamed. Om Uws Naams wil, HEERE! zo vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.

12 Mem. Wie is de man, die den HEERE vreest? Hij zal hem onderwijzen in den weg, dien hij zal hebben te verkiezen.

13 Nun. Zijn ziel zal vernachten in het goede, en zijn zaad zal de aarde beerven.

14 Samech. De verborgenheid des HEEREN is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond, om hun die bekend te maken.

15 Ain. Mijn ogen zijn geduriglijk op den HEERE, want Hij zal mijn voeten uit het net uitvoeren.

16 Pe. Wend U tot mij, en wees mij genadig, want ik ben eenzaam en ellendig.

17 Tsade. De benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij uit mijn noden.

18 Resch. Aanzie mijn ellende, en mijn moeite, en neem weg al mijn zonden.

19 Resch. Aanzie mijn vijanden, want zij vermenigvuldigen, en zij haten mij met een wreveligen haat.

20 Schin. Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U.

21 Thau. Laat oprechtigheid en vroomheid mij behoeden, want ik verwacht U.

22 O God! verlos Israel uit al zijn benauwdheden.

Psalm 26

1 Een psalm van David! Doe mij recht, HEERE! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den HEERE, ik zal niet wankelen.

2 Proef mij, HEERE, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart.

3 Want Uw goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid.

4 Ik zit niet bij ijdele lieden, en met bedekte lieden ga ik niet om.

5 Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.

6 Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o HEERE!

7 Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.

8 HEERE! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.

9 Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;

10 In welker handen schandelijk bedrijf is, en welker rechterhand vol geschenken is.

11 Maar ik wandel in mijn oprechtigheid, verlos mij dan en wees mij genadig.

12 Mijn voet staat op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen.

Psalm 27:1-6

1 Een psalm van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn?

2 Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen.

3 Ofschoon mij een leger belegerde, mijn hart zou niet vrezen; ofschoon een oorlog tegen mij opstond, zo vertrouw ik hierop.

4 Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.

5 Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.

6 Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE.