Stap 184

Studie

     

Psalm 91:14-16

14 Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.

15 Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.

16 Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.

Psalm 92

1 Een psalm, een lied, op den sabbatdag.

2 Het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste!

3 Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten;

4 Op het tiensnarig instrument en op de luit, met een voorbedacht lied op de harp.

5 Want Gij hebt mij verblijd, HEERE! met Uw daden, ik zal juichen over de werken Uwer handen.

6 O HEERE! hoe groot zijn Uw werken! zeer diep zijn Uw gedachten.

7 Een onvernuftig man weet er niet van, en een dwaas verstaat ditzelve niet;

8 Dat de goddelozen groeien als het kruid, en al de werkers der ongerechtigheid bloeien, opdat zij tot in der eeuwigheid verdelgd worden.

9 Maar Gij zijt de Allerhoogste in eeuwigheid de HEERE!

10 Want zie, Uw vijanden, o HEERE! want zie, Uw vijanden zullen vergaan; al de werkers der ongerechtigheid zullen verstrooid worden.

11 Maar Gij zult mijn hoorn verhogen, gelijk eens eenhoorns; ik ben met verse olie overgoten.

12 En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen het horen, aangaande de boosdoeners, die tegen mij opstaan.

13 De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon.

14 Die in het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods.

15 In den grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen; zij zullen vet en groen zijn, [ (Psalms 92:16) Om te verkondigen, dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen, en in Hem is geen onrecht. ]

Psalm 93

1 De HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed; de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen.

2 Van toen af is Uw troon bevestigd, Gij zijt van eeuwigheid af.

3 De rivieren verheffen, o HEERE! de rivieren verheffen haar bruisen; de rivieren verheffen haar aanstoting.

4 Doch de HEERE in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.

5 Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uw huize sierlijk, HEERE! tot lange dagen.

Psalm 94:1-16

1 O God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende.

2 Gij, Rechter der aarde! verhef U; breng vergelding weder over de hovaardigen.

3 Hoe lang zullen de goddelozen, o HEERE! hoe lang zullen de goddelozen van vreugde opspringen?

4 Uitgieten? hard spreken? alle werkers der ongerechtigheid zich beroemen?

5 O HEERE! zij verbrijzelen Uw volk, en zij verdrukken Uw erfdeel.

6 De weduwe en den vreemdeling doden zij, en zij vermoorden de wezen.

7 En zeggen: De HEERE ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet.

8 Aanmerkt, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen! wanneer zult gij verstandig worden?

9 Zou Hij, Die het oor plant, niet horen? zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen?

10 Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert?

11 De HEERE weet de gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn.

12 Welgelukzalig is de man, o HEERE! dien Gij tuchtigt, en dien Gij leert uit Uw wet,

13 Om hem rust te geven van de kwade dagen; totdat de kuil voor den goddeloze gegraven wordt.

14 Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten.

15 Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen.

16 Wie zal voor mij staan tegen de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de werkers der ongerechtigheid?